De condensor werkt door het gas door een lange buis te leiden (meestal opgerold in een solenoïde), waardoor warmte kan ontsnappen naar de omringende lucht. Metalen zoals koper geleiden warmte goed en worden vaak gebruikt voor stoomtransport. Om de efficiëntie van de condensor te verbeteren, worden vaak koellichamen met uitstekende warmtegeleiding aan de leidingen toegevoegd om het warmteafvoergebied te vergroten en zo de warmteafvoer te versnellen. De luchtconvectie wordt door de ventilator versneld om de warmte af te voeren. Het koelprincipe van een gewone koelkast is dat de compressor het werkmedium comprimeert van gas met lage temperatuur en lage druk tot gas met hoge temperatuur en hoge druk, en vervolgens condenseert tot vloeistof met gemiddelde temperatuur en hoge druk via de condensor. Nadat de smoorklep is gesmoord, wordt het een vloeistof met lage temperatuur en lage druk. Het vloeibare werkmedium met lage temperatuur en lage druk wordt naar de verdamper gestuurd, waar de verdamper warmte absorbeert en verdampt tot stoom met lage temperatuur en lage druk, die vervolgens weer naar de compressor wordt getransporteerd, waarmee de koelcyclus is voltooid. Het eentraps stoomcompressiekoelsysteem bestaat uit vier basiscomponenten: de koelcompressor, de condensor, de smoorklep en de verdamper. Deze zijn achtereenvolgens via leidingen met elkaar verbonden en vormen zo een gesloten systeem. Het koelmiddel circuleert constant in het systeem, verandert van toestand en wisselt warmte uit met de buitenwereld.